Je lichaam bestaat uit miljoenen celletjes die de ganse dag hard moeten werken en daarvoor is er veel energie of brandstof nodig. Brandstof (in de vorm van suiker of glucose) zorgt ervoor dat je kan groeien, spelen, praten, nadenken, lopen, slapen… Je lichaam heeft altijd honger en is gek op suikers of met een ingewikkeld woord gezegd koolhydraten. Er zijn snelle en trage suikers. Snelle suikers zitten in taart, chocolade, druivensuiker, en in frisdrank maar die zijn snel opgebruikt. Trage suikers zitten in aardappelen, pasta, rijst, brood en daardoor heeft je lichaam minder snel honger. Insuline zorgt ervoor dat de suikers door de celletjes kunnen opgenomen worden.
Wanneer je type 1 diabetes hebt, blijven de celdeurtjes dicht. De suiker kan dus niet naar binnen en blijft rondhangen in je bloed. Hierdoor worden de bloedsuikerwaarden in je lichaam te hoog en spreken we van hyperglycemie. Je lichaam krijgt daardoor te weinig energie. Je eet wel, maar het komt niet op de goede plaats terecht. Je plast de suiker (energie) uit. Je moet vaak naar toilet en je hebt dorst. Je wordt mager, terwijl je goed eet. Je voelt je moe en niet prettig. Heel vervelend.